Wat heeft het Geld vermoogen
Het maakt de Gekken wijs
Het geeft de blinden oogen
Het strijkt al om de prijs
Het maakt van Bloodaarts Helden
Het geeft de Liefde kragt
Wat voorregt kan men melden,
Dat men van 't Geld niet wagt.
Is men voorzien van schijven,
Wat zaak is dan zo zwaar,
Die men niet door zou drijven;
Geld hinderd geen gevaar;
Het doet een Schoone minnen,
Een Grysaard oud en krom;
Zijn poen behaagd haar zinnen,
Maar niet zyn ouderdom.
Het Geld dekt veel' gebreeken,
Het maakt het leelyk schoon;
Die 't Geld voor hem doet spreeken
Lyd nooit een grooten hoon;
Hy word bemind, gepreezen
Voor eerlyk, deugdzaam, braaf,
Al heeft hy ook in deezen
Niet d'allerminste gaaf.
Maar die van Zilv're Plaaten,
Door 't Lot is misgedeeld,
Ziet zig van ieder haaten;
Al 't geen zyn brein ooit teeld
Is dwaasheid by de Ryken,
Zijn weetenschap is wind:
Hij moet voor and'ren wyken,
Die wys zyn door hun Splint.
Anoniem 18de eeuw